NSWZ 10-Puntenplan




 

NSWZ 10-Puntenplan

Welkom bij het 10-puntenplan voor een zwemveilig Nederland.

Publicatiedatum: 25 juli 2025

De Nederlandse Stichting Water- & Zwemveiligheid (NSWZ) is een onafhankelijk kennis- en keurmerkcentrum dat zich landelijk inzet voor échte zwemveiligheid voor ieder kind. De stichting vertegenwoordigt private zwemlesaanbieders en zet zich in voor transparantie, kwaliteitsverbetering en eerlijke behandeling binnen het zwemonderwijs – met het belang van het kind altijd voorop.

De NSWZ is tevens zwemdiploma-aanbieder voor private zwemlesaanbieders die zoeken naar openheid, inhoudelijke ondersteuning en actieve belangenbehartiging binnen een branche waarin transparantie vaak ontbreekt. De stichting beheert een eigen diplomalijn en is ISO 9001-gecertificeerd op haar bedrijfsvoering – waaronder de ontwikkeling, uitgifte en kwaliteitsborging van deze diploma’s vallen.

Zwemveiligheid mag nooit afhangen van postcode, portemonnee of politieke voorkeur. Ieder kind verdient goed en doelgericht zwemonderwijs – ongeacht de aanbieder of het gebruikte diploma.

De aanleiding voor dit 10-puntenplan is de recente bekendmaking van de verdrinkingscijfers van het CBS. Zoals vaker zijn daaraan aannames gekoppeld zonder diepgaande analyse van zwemachtergrond of lesverleden – en zonder structurele reflectie op het gevoerde beleid.

De NSWZ benadrukt: zó laat met cijfers komen, is geen preventief beleid – het is reactief slachtoffers tellen. Als we verdrinking écht willen voorkomen, moeten we eerder en beter handelen. Dat begint bij transparantie, samenwerking en het serieus nemen van vakkennis uit de praktijk – ook van buiten de traditionele structuren.

Daarom presenteert de NSWZ dit 10-puntenplan: een heldere oproep tot eerlijk beleid, betere samenwerking en duurzame investeringen in toegankelijk, kwalitatief én inclusief zwemonderwijs.

“Zwemveiligheid mag nooit een jaarlijks persmoment zijn waarbij we enkel verdrinkingen turven. Het moet een permanente verantwoordelijkheid zijn van de hele samenleving. Als voorzitter van de NSWZ zie ik dagelijks hoe goedbedoeld beleid kinderen juist buitensluit – omdat hun ouders de verkeerde postcode hebben, of omdat hun zwemschool geen subsidie krijgt. Dat is niet alleen oneerlijk, het is levensgevaarlijk. Dit 10-puntenplan is een oproep aan de overheid, gemeenten en collega-organisaties: stop met kijken naar structuren en start met kijken naar wat echt telt – of een kind leert overleven in het water. Zet de vakmensen aan tafel, geef ouders duidelijkheid en benut álle krachten in het veld. Alleen dan maken we van zwemveiligheid geen papieren belofte, maar een werkelijke bescherming voor ieder kind in Nederland.” – Shiva de Winter, voorzitter NSWZ

Overzicht van de 10 punten

 

1. Geef zwemveiligheid een vaste én breed gedragen plek in beleid

Zwemveiligheid is geen luxe, maar een basisvoorwaarde voor een veilig opgroeiende jeugd. De overheid heeft sinds kort belangrijke stappen gezet: het ministerie van VWS en I&W financiert zowel het Nationaal Plan Zwemveiligheid (via de NRZ) als het programma Het Strand Veilig (via Reddingsbrigade Nederland), beide met een looptijd tot 2029. Daarmee is zwemveiligheid voor een deel geborgd binnen het rijksbeleid. Toch blijft de structurele verankering in breed sport-, onderwijs- én gezondheidsbeleid uit. Bovendien geldt: beleid is pas effectief als het de praktijk weerspiegelt. En dáár zit het probleem. Want op dit moment worden grote delen van de zwemlespraktijk – waaronder ruim een derde van het elementaire zwemonderwijs dat wordt verzorgd door private zwemlesaanbieders – onvoldoende betrokken bij deze programma’s. Daarmee ontbreekt essentiële expertise, innovatiekracht én bereik richting gezinnen die kiezen voor andere aanbieders dan de gesubsidieerde instellingen. Ook provincies en gemeenten laten kansen liggen. Terwijl zij zich vaak beperken tot toezicht op waterkwaliteit, wordt beleid voor het voorkomen van verdrinkingen zelden actief ontwikkeld of uitgevoerd op lokaal niveau. Een branchebrede aanpak is cruciaal. Alleen als álle relevante partijen – publiek én privaat – een structurele plek krijgen binnen beleidsvorming en uitvoering, ontstaat er een solide en eerlijk fundament voor een zwemveilig Nederland.

“Zwemveiligheid moet geen bijzaak zijn, maar beleid van levensbelang – gedragen door álle partijen in het veld. Zorg daarnaast voor structurele betrokkenheid van alle professionele zwemlesaanbieders – ongeacht bij welke diplomalijn of instantie zij zijn aangesloten en maak ruimte voor transparante monitoring van beleidsresultaten – bijvoorbeeld via een landelijk dashboard voor zwemveiligheid per regio.””

2. Garandeer zwemles voor elk kind via wettelijk zwemlesverlof

In steeds meer gezinnen blijkt het lastig om zwemles in te passen. Ouders werken, schoolroosters zitten vol, en lesuren zijn beperkt. Vooral kinderen van werkende ouders of in kwetsbare situaties dreigen hierdoor achter te blijven – met alle risico’s van dien. Daarom pleiten we voor wettelijk zwemlesverlof: een regeling waarbij jonge kinderen onder schooltijd een paar uur per week mogen missen om zwemles te volgen – zonder dat dit ten koste gaat van hun leerplicht of de werkverplichtingen van ouders. Denk aan hoe ouders kraamverlof of ouderschapsverlof kunnen opnemen. Zwemlesverlof zou op eenzelfde manier geregeld kunnen worden: tijdelijk, gericht op basisvaardigheden, en gericht op kinderen tot een bepaalde leeftijd. Zo maken we zwemmen niet afhankelijk van geluk, geld of vrije tijd – maar gewoon mogelijk voor ieder kind.

“Zwemmen moet geen tijdskwestie zijn, maar een recht. NSWZ onderzoekt de impact van dit voorstel via een ouderpanel en een meldpunt voor knelpunten in het huidige systeem.”

3. Richt een Nationaal Zwemlesfonds op – het kind moet altijd centraal staan

In Nederland leren nog steeds duizenden kinderen niet zwemmen omdat hun ouders het simpelweg niet kunnen betalen. Gemeentelijke regelingen bieden soms uitkomst, maar zijn vaak complex, beperkt of alleen toegankelijk bij specifieke aanbieders – meestal alleen de gemeentelijke of gesubsidieerde zwembaden. Dat is onrechtvaardig. Want voor een kind maakt het niet uit waar het leert zwemmen – als het maar leert zwemmen. Ouders zouden vrij moeten zijn in hun keuze voor een zwemaanbieder die past bij hun situatie, geloofsovertuiging, leerstijl of praktische omstandigheden. En álle erkende zwemscholen – publiek én privaat – zouden moeten kunnen meewerken aan het voorkomen van verdrinkingen. Daarom pleiten wij voor een Nationaal Zwemlesfonds dat: – onafhankelijk is van lokale politiek of gemeentebeleid – direct toegankelijk is voor ouders en erkende zwemlesaanbieders – voorkomt dat kinderen worden uitgesloten door hun postcode, portemonnee of aanbieder. Zwemveiligheid is een maatschappelijk belang. En dat begint met gelijke kansen voor ieder kind – ongeacht afkomst, inkomen of leslocatie.

“Een kind mag nooit verdrinken door een lege portemonnee – en ook niet door een gesloten loket. Zorg voor rechtstreekse toegang voor ouders, zonder afhankelijkheid van lokale ambtenaren of instellingen. Daarom pleiten wij voor een Nationaal Zwemlesfonds dat: – onafhankelijk is van lokale politiek of gemeentebeleid, – transparant wordt beheerd via bijvoorbeeld een landelijke uitvoeringsorganisatie onder verantwoordelijkheid van VWS of OCW, – en direct toegankelijk is voor ouders en alle erkende zwemlesaanbieders. De NSWZ stelt zich beschikbaar om vanuit praktijkervaring en kwaliteitsborging bij te dragen aan de opzet, inrichting en toetsingscriteria van dit fonds – zodat elk kind gelijke kansen krijgt op zwemveiligheid, ongeacht waar het les krijgt.”

4. Stop de uitsluiting van private zwemlesaanbieders – kwaliteit is geen overheidsmonopolie

In Nederland wordt naar schatting één op de drie kinderen opgeleid tot zwemveiligheid door private zwemlesaanbieders. Deze aanbieders leveren een essentiële bijdrage aan het voorkomen van verdrinkingen – vaak met innovatieve lesmethoden, kleine groepen en persoonlijke begeleiding. Toch worden private zwemlesaanbieders structureel buitengesloten van lokale subsidieprogramma’s, gemeentelijke samenwerkingen of publieke informatievoorziening. Ouders krijgen alleen vergoeding als ze kiezen voor een gemeentelijke aanbieder – ongeacht of daar plaats is, of die aanbieder past bij het kind. Dit leidt tot drie grote problemen: – Kinderen lopen vertraging of zwemachterstand op omdat ouders niet vrij kunnen kiezen voor de aanbieder die wél plek heeft of beter aansluit. – Private zwemlesaanbieders worden financieel benadeeld, terwijl ze dezelfde of zelfs hogere kwaliteit leveren dan gesubsidieerde partijen. – De effectiviteit van het overheidsbeleid daalt, omdat niet alle beschikbare capaciteit in de branche benut wordt. Daarnaast ontbreekt nu controle op de doelmatigheid en rechtmatigheid van subsidies die via het ministerie naar gemeenten vloeien. Waarom worden zwemlessen bij publieke-private zwemlesaanbieders wel gesubsidieerd, terwijl private zwemlesaanbieders – die vaak efficiënter opereren – worden uitgesloten? Subsidiebeleid moet worden herzien. Erken álle erkende zwemaanbieders en geef subsidie op basis van prestaties: – het aantal afgeleverde zwemdiploma’s, – het beschikbaar stellen van zwemwater voor recreatie, – en de geboden kwaliteit en klanttevredenheid. Veilig leren zwemmen moet geen monopoliespel zijn waarbij slechts bepaalde aanbieders toegang hebben tot publieke middelen. Wat telt is niet het type organisatie, maar: – of het kind leert zwemmen, – of de aanbieder kwaliteit levert, – en of ouders geholpen worden met passende ondersteuning. Door subsidies op prestaties en resultaten te baseren – in plaats van op organisatiestructuur – wordt niet alleen verdrinking beter voorkomen, maar ook het belastinggeld doelmatiger besteed.

“Veilig leren zwemmen is geen monopoliespel – het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Introduceer of ondersteun een transparant erkenningssysteem – zoals dat van de NSWZ – waarmee aanbieders – publiek en privaat – objectief beoordeeld kunnen worden op kwaliteit, veiligheid en ouderbetrokkenheid.”

5. Beperk kostenstijgingen voor particuliere zwemscholen – zwemveiligheid verdient gelijke spelregels

Private zwemlesaanbieders spelen een cruciale rol in het zwemonderwijs in Nederland. Ze zorgen voor flexibiliteit, extra capaciteit en vaak innovatieve lesmethoden. Zeker in regio’s waar gemeentelijke zwembaden kampen met personeelstekorten of wachtlijsten, zijn particuliere zwemscholen onmisbaar. Toch worden deze aanbieders hard geraakt door stijgende kosten: – Energieprijzen voor het verwarmen van water en ruimtes. – Loonkosten, vooral met de verhoging van het minimumloon. – Huurprijzen voor zwemwater, die in private huurconstructies steeds hoger worden. Waar gesubsidieerde aanbieders (zoals gemeentelijke zwembaden) kunnen terugvallen op structurele financiering of belastinggeld, moeten particuliere zwemscholen deze stijgingen volledig zelf opvangen. Dit leidt tot hogere lesprijzen of zelfs het verdwijnen van aanbieders – juist in gebieden waar het aanbod schaars is en de wachtlijsten al lang zijn. Als de overheid zwemveiligheid écht serieus neemt, dan moet ze ook oog hebben voor de financiële duurzaamheid van álle aanbieders. Dit kan onder andere door: – gerichte fiscale verlichting of compensatie voor zwemscholen – eerlijke verdeling van subsidies en projectmiddelen – lagere btw-tarieven of specifieke uitzonderingen voor zwemonderwijs. Want: als private zwemlesaanbieders, ontstaan er gaten in het zwemonderwijs die publieke partijen alleen niet kunnen opvangen.

“Wie het zwemmen betaalbaar wil houden, moet de lasten eerlijk verdelen – niet alleen de subsidies. Zet in op eerlijke toegang tot (energie)subsidies en overweeg een landelijke compensatieregeling voor zwemonderwijs, waarbij ook kleine zelfstandige aanbieders worden meegenomen.”

6. Zet vakmensen aan tafel – beleid werkt alleen als de praktijk meepraat

In Nederland worden belangrijke beslissingen over zwemveiligheid vaak genomen zonder dat de volledige zwembranche betrokken is. Beleidsplannen worden geschreven, budgetten verdeeld en projecten uitgerold – terwijl een groot deel van de mensen die dagelijks lesgeven, begeleiden of toezicht houden, nauwelijks wordt gehoord. De meeste officiële overlegtafels en programma’s – zoals het Nationaal Plan Zwemveiligheid – worden gedomineerd door een kleine groep instellingen en bestuurders, vaak zonder directe praktijkervaring. Vooral private zwemlesaanbieders, zelfstandige instructeurs en alternatieve opleiders blijven buiten beeld, terwijl zij verantwoordelijk zijn voor een groot deel van het daadwerkelijke zwemonderwijs in Nederland. Het gevolg? Beleid dat goed klinkt op papier, maar op de werkvloer niet werkt of juist weerstand oproept. Denk aan onwerkbare regels, te kleine doelgroepen, of maatregelen die niet aansluiten bij de realiteit in het bad. Daarom pleiten wij voor: – betrokkenheid van vakmensen bij elk nieuw beleidsplan – een brede, branchebrede adviescommissie, waarin álle delen van de sector vertegenwoordigd zijn – dus publiek én privaat – het erkennen van praktijkkennis als volwaardige expertise bij het ontwikkelen van regelgeving en richtlijnen. Want zonder de mensen die weten hoe zwemles werkt, kan er geen effectief zwembeleid bestaan.

“Zonder zwemdiploma geen zwembeleid – laat vakmensen meepraten, niet alleen meedoen. De NSWZ pleit voor de oprichting van een brede ‘Zwemveiligheidsraad’, waarin praktijkdeskundigen uit álle delen van het veld zitting nemen: gemeenten, private zwemlesaanbieders, opleiders en oudervertegenwoordiging.”

7. Pak regionale ongelijkheid aan – elk kind recht op zwemveiligheid, ongeacht postcode

In Nederland is de toegang tot zwemles en zwemveiligheid sterk afhankelijk van waar je woont. Dat leidt tot grote verschillen tussen regio’s: De ene gemeente heeft meerdere zwembaden, de andere géén. Sommige gemeenten bieden subsidie of vergoeding voor zwemles, andere helemaal niets. In sommige gebieden kun je binnen een week starten met zwemles, terwijl je elders maanden of zelfs jaren op een wachtlijst staat. Het gevolg: kinderen groeien op met ongelijke kansen om te leren zwemmen, puur op basis van hun woonplaats. Dit zogenaamde postcodebeleid zorgt ervoor dat je zwemveiligheid – en dus letterlijk je overlevingskans bij water – mede wordt bepaald door gemeentelijk beleid waar je als ouder of kind geen invloed op hebt. Zwemveiligheid is geen luxe of keuze, maar een basisrecht. Daarom is het tijd voor: landelijke minimumnormen voor zwemvaardigheid die ieder kind moet kunnen halen; gelijke toegang tot zwemles, ongeacht gemeente of aanbieder; centrale regie en ondersteuning vanuit het Rijk, om gaten in het aanbod of de financiering op te vangen. Zonder landelijke afspraken blijft zwemveiligheid een lappendeken van goedbedoeld lokaal beleid, waarin te veel kinderen tussen wal en schip vallen.

“Zwemveiligheid mag niet afhangen van je woonplaats – het is geen lokaal privilege, maar een nationaal belang. Ontwikkel een transparant, publiek toegankelijk overzicht per regio, waarin per zwemlesaanbieder zichtbaar is: de wachttijd, subsidiemogelijkheden en aansluiting bij diplomalijn of certificerende instantie – zoals NSWZ, NRZ, ENVOZ, EASYSWIM of anderen. Zo krijgen ouders eerlijke en volledige informatie om een bewuste keuze te maken.”

8. Herdefinieer wat zwemleskwaliteit écht betekent

Kwaliteit van zwemonderwijs zit niet in het merk op het diploma, maar in de les zelf. In de vaardigheden die kinderen opdoen, het vertrouwen dat ze ontwikkelen, en de manier waarop ze persoonlijk begeleid worden. Toch blijft de focus in beleid en communicatie vaak hangen bij keurmerken, certificaten en labels. Die zeggen lang niet altijd iets over de dagelijkse lespraktijk, de didactische aanpak of de daadwerkelijke zwemvaardigheid van het kind. Daarnaast ontbreekt in veel leerlijnen nog steeds een essentieel onderdeel van zwemveiligheid: omgaan met open water. Terwijl het merendeel van de verdrinkingen plaatsvindt in open water, zijn zwemlessen vaak volledig gericht op het zwembad. Dat is een levensgroot gemis. Een kwaliteitsdefinitie die wérkt, richt zich op: Leerresultaten: wat kan een kind écht in het water? Didactiek: hoe wordt er lesgegeven? Begeleiding: hoeveel persoonlijke aandacht krijgt een kind? Toepasbaarheid: zijn kinderen voorbereid op echte situaties, óók buiten het zwembad?

“Het water vraagt niet naar een keurmerk, alleen of je blijft drijven – ook als dat water koud, donker en stromend is. De NSWZ pleit voor een sectorbrede kwaliteitsdefinitie, gebaseerd op lesresultaat, veiligheid en oudertevredenheid – los van private belangen of merkkeuzes.”

9. Investeer in het vak van zwemonderwijzer – zonder vakmensen geen veiligheid

Zonder goede instructeurs geen goede zwemlessen. Toch staat het vak van zwemonderwijzer onder druk. Er dreigt een groeiend tekort aan goed opgeleide en ervaren instructeurs, terwijl de behoefte aan zwemles juist toeneemt. De huidige opleidingen schieten tekort: Veel theorie is online, zonder voldoende praktijkbegeleiding. Stageplekken zijn beperkt beschikbaar, zeker in regio’s met weinig zwembaden. In sommige gebieden mogen stagiairs alleen terecht bij gesubsidieerde instellingen, terwijl juist private zwemlesaanbieders gespecialiseerd zijn in kleinschalig en individueel lesgeven – vaardigheden die van onschatbare waarde zijn voor de praktijk. Hierdoor krijgen aankomende instructeurs een eenzijdige opleiding en missen ze ervaring met alternatieve lesmethoden, persoonlijke begeleiding en maatwerk – precies de kwaliteiten die nodig zijn in het moderne zwemonderwijs. Daarom is het tijd voor een landelijke investering in het vak: Een toekomstbestendig opleidingsprogramma met praktijk als kern. Toegang tot alle erkende stageplekken, inclusief private zwemlesaanbieders. Gecertificeerde bijscholing, erkenning van specialisaties (zoals lesgeven aan kinderen met extra ondersteuningsbehoeften), en duidelijke doorgroeipaden binnen het vakgebied.

“Zonder zwemjuf of zwemmeester, geen zwemdiploma’s – en dus geen zwemveiligheid. NSWZ stelt een opleidingsfonds voor, toegankelijk voor alle erkende aanbieders – met aandacht voor specialisatie, bijscholing en nieuwe lesvormen (zoals zwemonderwijs in open water).”

10. Verplicht gemeenten tot overleg met álle erkende zwemaanbieders

In veel gemeenten worden besluiten genomen over zwemveiligheid, subsidies, campagnes of toewijzing van zwemwater zonder overleg met alle lokale aanbieders. Vaak worden alleen gemeentelijke of gesubsidieerde instellingen uitgenodigd aan tafel, terwijl private zwemlesaanbieders en andere erkende partijen buiten beeld blijven. Dat leidt tot grote problemen: Beleidsmaatregelen sluiten niet aan op de praktijk, omdat een belangrijk deel van de uitvoerders niet betrokken is. Capaciteit blijft onbenut, terwijl wachtlijsten groeien en het personeelstekort oploopt. Innovatieve lesmethoden en expertise uit het private veld worden genegeerd, terwijl deze vaak juist bijdragen aan efficiënter en effectiever zwemonderwijs. Door alle erkende aanbieders – publiek én privaat – structureel te betrekken in het gemeentelijk overleg ontstaat: eerlijker beleid zonder voorkeursbehandeling; betere afstemming over planning, subsidies en uitvoering; een sterkere samenwerking in het belang van het kind. Het gaat hierbij niet om wie de meeste subsidie krijgt, maar om wie verantwoordelijkheid draagt voor zwemveiligheid in de praktijk. Als de overheid die verantwoordelijkheid serieus neemt, hoort daar ook gelijkwaardige dialoog met het hele veld bij. Daarom: verplicht gemeenten om bij alle relevante besluiten overleg te voeren met álle erkende zwemaanbieders in de regio. Alleen dan ontstaat beleid dat draagvlak heeft, werkt én uitvoerbaar is.

“Wie niet luistert naar de zwemvloer, zal verdrinken in beleid. Voer een landelijke rapportageplicht in waarin gemeenten transparant maken met wie zij overleg voeren, welke keuzes zij maken, en hoe dit bijdraagt aan gelijke toegang tot zwemles.”

Dit 10-puntenplan vormt de kern van de inzet van de NSWZ voor een zwemveilig Nederland. Samen zorgen we voor toegankelijkheid, kwaliteit en samenwerking in het belang van elk kind.

“Zwemveiligheid bereik je niet met mooie woorden of labels – maar met beschikbaarheid, kwaliteit en samenwerking. Geef elk kind een echte kans op overleven in het water.”